Dood

Half 10 ‘s avonds, in bed. Dochter ligt wakker. Ze durft niet te slapen. Eerder die avond heeft ze een halve kinderbueno gegeten en nu is ze bang dat ze dood gaat. Omdat andere kinderen ook dood zijn gegaan na het eten van een kinderbueno.

Ik probeer haar gerust te stellen. Dat er toch geen kinderen zijn dood gegaan door die chocola. Dat ze alleen ziek geworden zijn. Dat we die bueno al veel eerder hadden dan toen die berichten kwamen. En dat we van de andere chocolaatjes uit dat pakje toch ook niet zijn doodgegaan. 

Dat stelt dochter iets gerust. 

“Ik denk vaak dat ik doodga, hè mam?”

En dat is zo. We hebben vrijwel wekelijks deze gesprekken, ‘s avonds voor het slapen gaan. En met haar verleden, is het niet zo gek deze angst van haar.

Tegelijkertijd herinner ik me ook mijn eigen angst voor het doodgaan. Ik was weliswaar al wat ouder, maar tijdens mijn studietijd bleef ik ook hele nachten op, uit angst niet meer wakker te worden als ik in slaap zou vallen.

Ik vertel het haar, enigszins aangepast.

“Op jouw leeftijd had ik dat ook, dat ik niet kon slapen, omdat ik bang was voor de dood.”

“Echt waar?” 

Ze klinkt opgelucht. 

“Zou oma dat vroeger ook gehad hebben op mijn leeftijd?” vraagt ze me. En als ik dat niet weet besluit ze het oma eens te vragen. 

Als ik een uurtje later boven kom, ligt ze in diepe rust.

Onze dochter. 

In vele opzichten ligt ze achter bij haar leeftijdgenoten. 

In sommige loopt ze voor.

Verena