Onlangs troffen we mijn achterneefje voor het eerst weer tijdens een familiedag. Het was drie jaar geleden dat we hem voor het laatst zagen. Een boom van een vent, mooie knaap, slim, zorgzaam en lief.
Vijftien is hij inmiddels. Twee maanden ouder dan dochterlief. De volwassene die hij wordt schemert al door hem heen. Het is leuk om hem weer te zien en hem te leren kennen zoals hij nu is.
Dochterlief is onder de indruk. Ze ziet niet zo vaak ‘gewone’ leeftijdsgenootjes. En zeker geen gewone leeftijdsgenootjes die normaal tegen haar doen, normaal met haar praten en haar ondersteunen tijdens het lopen.
Naderhand vraagt ze me zijn telefoonnummer en ze stelt hem via appjes allerlei vragen over zijn dagelijks leven en deelt het hare.
Zelf duikel ik een foto op. Dochter een maand oud, hij drie maanden. Dochter als ieniemienie, hij als babyreus ernaast. De verhoudingen zijn gelijk gebleven, hij met zijn ruime 1.90 en zij nog geen 1.50.
We maken wat grapjes over en weer als ik hem de foto app. Wanneer ik, eerst grinnikend, deze interactie nog eens teruglees, word ik overvallen door verdriet. Tranen met tuiten, minutenlange waterstroom, na-sudderend de rest van de dag.
Genietend van het contact met deze gezonde vijftienjarige, verlang ik ineens intens naar het deel van dochterlief dat we tien jaar geleden in de tijd hebben moeten achterlaten.
Verena